Vertaling van walk

Inhoud:

Engels
Nederlands
to walk, to march, to ambulate {ww.}
lopen 
marcheren

I walk
you walk
we walk

ik loop
jij loopt
wij lopen
» meer vervoegingen van lopen

Can you walk?
Kan je lopen?
The baby is able to walk.
De baby kan lopen.
walk, march {zn.}
mars 
to go on foot, to walk {ww.}
lopen 
gaan 
te voet gaan

I walk
you walk
we walk

ik loop
jij loopt
wij lopen
» meer vervoegingen van lopen

He can't walk any more.
Hij kan niet meer lopen.
I can't walk any farther.
Ik kan niet verder lopen.
to tread, to walk, to walk upon, to board {ww.}
bestijgen 
opgaan
begaan 

I walk
you walk
we walk

ik bestijg
jij bestijgt
wij bestijgen
» meer vervoegingen van bestijgen

to walk {ww.}
toelopen

I walk
you walk
we walk

ik loop toe
jij loopt toe
wij lopen toe
» meer vervoegingen van toelopen

to walk {ww.}
gaan
lopen
treden

I walk
you walk
we walk

ik ga
jij gaat
wij gaan
» meer vervoegingen van gaan

to walk {ww.}
aflopen

I walk
you walk
we walk

ik loop af
jij loopt af
wij lopen af
» meer vervoegingen van aflopen

avenue, garden walk, walk {zn.}
laan
dreef [v]
stroll, walk, promenading, promenade {zn.}
wandelen
wandeling  [v]
tippel
How was your walk?
Hoe was je wandeling?
Let's walk.
Laat ons wandelen.
stroll, walk {zn.}
wandeling  [v]
Take a walk every day.
Maak elke dag een wandeling.
Tom takes a walk every morning.
Tom maakt elke ochtend een wandeling.
to take the air, to walk {ww.}
toelopen

I walk
you walk
we walk

ik loop toe
jij loopt toe
wij lopen toe
» meer vervoegingen van toelopen



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Let's walk.

Laat ons wandelen.

Can you walk?

Kan je lopen?

How was your walk?

Hoe was je wandeling?

Walk more slowly.

Loop eens wat langzamer.

I can hardly walk.

Ik kan amper wandelen.

I walk to school.

Ik ga te voet naar school.

I like to walk.

Ik loop graag.

Walk every day.

Wandel elke dag.

My grandfather likes to walk.

Mijn opa houdt van wandelen.

We walk along the lakeside.

We wandelen langs de oever van het meer.

Take a walk every day.

Maak elke dag een wandeling.

I can't walk any farther.

Ik kan niet verder lopen.

I had to walk home.

Ik moest te voet naar huis gaan.

He's out taking a walk.

Hij is buiten aan het wandelen.

He can't walk any more.

Hij kan niet meer lopen.


Gerelateerd aan walk

march - ambulate - go on foot - tread - walk upon - board - avenue - garden walk - stroll - promenading - promenade - take the airwalk - move