Vertaling van wash
I wash
you wash
we wash
ik was
jij wast
wij wassen
» meer vervoegingen van wassen
I wash
you wash
we wash
ik was
jij wast
wij wassen
» meer vervoegingen van wassen
spoelen
I wash
you wash
we wash
ik doorspoel
jij doorspoelt
wij doorspoelen
» meer vervoegingen van doorspoelen
I wash
you wash
we wash
ik draag
jij draagt
wij dragen
» meer vervoegingen van dragen
I wash
you wash
we wash
ik was af
jij wast af
wij wassen af
» meer vervoegingen van afwassen
I wash
you wash
we wash
ik spoel af
jij spoelt af
wij spoelen af
» meer vervoegingen van afspoelen
I wash
you wash
we wash
ik was uit
jij wast uit
wij wassen uit
» meer vervoegingen van uitwassen
naspoelen
I wash
you wash
we wash
ik spoel uit
jij spoelt uit
wij spoelen uit
» meer vervoegingen van uitspoelen
afsoppen
I wash
you wash
we wash
ik was af
jij wast af
wij wassen af
» meer vervoegingen van afwassen
I wash
you wash
we wash
ik was
jij wast
wij wassen
» meer vervoegingen van wassen
I wash
you wash
we wash
ik bevochtig
jij bevochtigt
wij bevochtigen
» meer vervoegingen van bevochtigen
I wash
you wash
we wash
ik sop
jij sopt
wij soppen
» meer vervoegingen van soppen
schoonwassen
I wash
you wash
we wash
ik was
jij wast
wij wassen
» meer vervoegingen van wassen
Voorbeelden in zinsverband
Wash your feet.
Was je voeten.
I wash my socks.
Ik was mijn sokken.
Wash your face.
Was je gezicht.
Wash your hands.
Was je handen.
I wash myself.
Ik was mij.
Wash your hands before eating.
Was je handen voor het eten.
Cut, wash and dry, please.
Knippen, wassen en drogen alstublieft.
Wash your face and hands.
Was je gezicht en je handen.
Wash your hands with soap.
Was je handen met zeep.
I'm going to wash my car.
Ik ga mijn auto wassen.
You need to wash your hands.
Je moet je handen wassen.
I wash my hands before lunch.
Ik was mijn handen voor de lunch.
Do you wash your dog every day?
Was je je hond elke dag?
I wash my face every morning.
Ik was mijn gezicht iedere ochtend.
She wanted to wash the dirty clothes.
Ze wou de vuile kleren wassen.