Vertaling van water
I water
you water
we water
ik water
jij watert
wij wateren
» meer vervoegingen van wateren
I water
you water
we water
ik besproei
jij besproeit
wij besproeien
» meer vervoegingen van besproeien
I water
you water
we water
ik besproei
jij besproeit
wij besproeien
» meer vervoegingen van besproeien
I water
you water
we water
ik water
jij watert
wij wateren
» meer vervoegingen van wateren
I water
you water
we water
ik water
jij watert
wij wateren
» meer vervoegingen van wateren
moireren
I water
you water
we water
ik vlam
jij vlamt
wij vlammen
» meer vervoegingen van vlammen
likkebaarden
watertanden
I water
you water
we water
ik lekkerbek
jij lekkerbekt
wij lekkerbekken
» meer vervoegingen van lekkerbekken
waterig
gieten
I water
you water
we water
ik begiet
jij begiet
wij begieten
» meer vervoegingen van begieten
Voorbeelden in zinsverband
The water is good.
Het water is goed.
I don't drink water.
Ik drink geen water.
I want some water.
Ik wil water.
Sugar dissolves in water.
Suiker lost op in water.
There's no drinkable water.
Er is geen drinkbaar water.
A sponge absorbs water.
Een spons neemt water op.
Water is transparent.
Water is doorzichtig.
Cotton absorbs water.
Katoen neemt water op.
Dry sand absorbs water.
Droog zand neemt water op.
Cotton sucks up water.
Katoen neemt water op.
How's the water here?
Hoe is het water hier?
Salt water is more buoyant than fresh water.
Zout water heeft meer drijfvermogen dan zoet water.
What a waste of water!
Wat een waterverspilling!
Water is important for people.
Water is belangrijk voor mensen.
Beer consists of 90% water.
Bier bestaat voor 90% uit water.