Vertaling van whose
Voorbeelden in zinsverband
Whose handwriting is this?
Wiens handschrift is dit?
Whose letter is this?
Wiens brief is dit?
Whose is this bag?
Van wie is deze tas?
Whose book is it?
Wiens boek is dit?
Whose turn is it?
Wie is aan de beurt?
Whose is this camera?
Van wie is deze camera?
Whose son are you?
Wiens zoon ben jij?
Whose is that book?
Van wie is dat boek?
Whose book is that?
Van wie is dat boek?
Do you know whose car this is?
Weten jullie van wie deze auto is?
I have a friend whose father is a magician.
Ik heb een vriend wiens vader goochelaar is.
He has a son whose name is John.
Hij heeft een zoon met de naam Johano.
I know a girl whose father is lawyer.
Ik ken een meisje van wie de vader advocaat is.
I have a friend whose father is a teacher.
Ik heb een vriend wiens vader leraar is.
I have a friend whose father is an animal doctor.
Ik heb en vriend wiens vader dierenarts is.