Vertaling van wood

Inhoud:

Engels
Nederlands
forest, woodland, wood, timber, timberland {zn.}
bos  [o]
foreest
woud  [o]
They tried to collect wood from the forest.
Ze probeerden hout te verzamelen in het bos.
Animals inhabit the forest.
Dieren wonen in het bos.
timber, wood {zn.}
hout [o]
Wood burns.
Hout brandt.
Termites eat wood.
Termieten eten hout.
wood {zn.}
hout [o] (het ~)
Dumb as a block of wood.
Dom als een blok hout.
I made a desk of wood.
Ik maakte een bureau van hout.
wood {zn.}
houtsoort [m] (de ~)
wood, woodwind, woodwind instrument {zn.}
hout
wood {zn.}
wood
forest, wood, woods {zn.}
bebossing [v] (de ~)
forest, wood, woods {zn.}
houtblazers
houtblazer
forest, wood, woods {zn.}
boomgewas
houtgewas
geboomte [o] (het ~)
forest, wood, woods {zn.}
bos [o] (het ~)
foreest
bosje
The hunting dog headed for the woods.
De jachthond liep richting het bos.
Wild animals live in the forest.
In het bos leven wilde dieren.


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Wood burns.

Hout brandt.

Termites eat wood.

Termieten eten hout.

Mr Wood had no sons.

Mijnheer Wood had geen zonen.

Dumb as a block of wood.

Dom als een blok hout.

I made a desk of wood.

Ik maakte een bureau van hout.

The desk is made of wood.

De bureau is gemaakt uit hout.

Tom burns both wood and coal in his stove.

Tom verbrandt zowel hout als kolen in zijn kachel.

They tried to collect wood from the forest.

Ze probeerden hout te verzamelen in het bos.


Gerelateerd aan wood

forest - woodland - timber - timberland - woodwind - woodwind instrument - woodsraw material - wood - form - wind - club - forest - blazer - area - knot - gnarl - sliver