Vertaling van woods
Inhoud:
Engels
Nederlands
forest, wood, woods {zn.}
bebossing
forest, wood, woods {zn.}
houtblazers
houtblazer
houtblazer
forest, wood, woods {zn.}
boomgewas
houtgewas
geboomte
houtgewas
geboomte
forest, wood, woods {zn.}
bos
foreest
bosje
foreest
bosje
They tried to collect wood from the forest.
Ze probeerden hout te verzamelen in het bos.
Animals inhabit the forest.
Dieren wonen in het bos.
Voorbeelden in zinsverband
Engels
Nederlands
He lives alone in the woods.
Hij leeft alleen in de bossen.
I grew up in the woods.
Ik groeide op in de bossen.
The hunting dog headed for the woods.
De jachthond liep richting het bos.
The bird's cry broke the silence of the woods.
Het geschreeuw van de vogel verbrak de stilte van het bos.
He takes pleasure from long walks in the woods.
Hij beleeft plezier aan lange boswandelingen.