Vertaling van wound
verwonden
kwetsen
I wound
you wound
we wound
ik wond
jij wondt
wij wonden
» meer vervoegingen van wonden
I wound
you wound
we wound
ik schiet aan
jij schiet aan
wij schieten aan
» meer vervoegingen van aanschieten
kwetsing
winden
op een klos winden
opwinden
I wound
you wound
he/she/it wound
ik spoelde
jij spoelde
hij/zij/het spoelde
» meer vervoegingen van spoelen
I wound
you wound
he/she/it wound
ik kronkelde
jij kronkelde
hij/zij/het kronkelde
» meer vervoegingen van kronkelen
I wound
you wound
he/she/it wound
ik kronkelde
jij kronkelde
hij/zij/het kronkelde
» meer vervoegingen van kronkelen
doorbuigen
trekken
kromtrekken
zich krommen
I wound
you wound
he/she/it wound
ik boog
jij boog
hij/zij/het boog
» meer vervoegingen van buigen
strengelen
wikkelen
winden
I wound
you wound
he/she/it wound
ik rolde op
jij rolde op
hij/zij/het rolde op
» meer vervoegingen van oprollen
omwinden
I wound
you wound
he/she/it wound
ik omwikkelde
jij omwikkelde
hij/zij/het omwikkelde
» meer vervoegingen van omwikkelen
krenken
steken
kwetsen
insulteren
affronteren
froisseren
beledigen
verwonden
Voorbeelden in zinsverband
Rub salt in the wound.
Zout in iemands wonden wrijven.
It will aggravate the wound.
Het zal de wond verergeren.
She took care of his wound.
Ze verzorgde zijn wond.
The wound was fatal to him.
De wonde werd hem fataal.
The wound in the arm left a scar.
De wonde in de arm liet een litteken na.