Vertaling van España

Inhoud:

Spaans
Nederlands
España [v] {eigenn.}
Spanje  [o] (narticle ~)
Hispanië [o]


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Francia es colindante a España.

Frankrijk grenst aan Spanje.

Voy a España en otoño.

Ik ga in de herfst naar Spanje.

Él vivió en España, creo.

Hij heeft, geloof ik, in Spanje gewoond.

Esto es lo que compré en España.

Dit is wat ik gekocht heb in Spanje.

España es una democracia desde 1975.

Sinds 1975 kent Spanje een democratie.

El parece haber vivido en España.

Hij heeft, geloof ik, in Spanje gewoond.

Usualmente no hacemos eso en España.

Normaal doen we dat in Spanje niet.

Tenemos a un colega en España.

Wij hebben een collega in Spanje.

¡Ay! Si fuera rico, me compraría una casa en España.

Ah! Als ik rijk zou zijn, zou ik voor mezelf een huis kopen in Spanje.

En ese tiempo México aún no era independiente de España.

Mexico was toen nog niet onafhankelijk van Spanje.

Luego de muchos debates, decidimos pasar nuestras vacaciones en España.

Na veel overleg beslisten we onze vakantie in Spanje door te brengen.


Gerelateerd aan España