Vertaling van agua

Inhoud:

Spaans
Nederlands
agua [v] (la ~) {zn.}
water  [o]
Quiero agua.
Ik wil water.
No bebo agua.
Ik drink geen water.
regar, abrevar, aguar {ww.}
wateren 
water geven
besproeien 
sproeien
begieten 
gieten
bevloeien

él/ella agua

hij/zij/het watert
» meer vervoegingen van wateren



Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Quiero agua.

Ik wil water.

No bebo agua.

Ik drink geen water.

No hay agua potable.

Er is geen drinkbaar water.

El agua es transparente.

Water is doorzichtig.

El algodón absorbe agua.

Katoen neemt water op.

Me quemé con agua hirviendo.

Ik heb mezelf verbrand aan kokend water.

Tal vez necesites hervir agua.

Je moet misschien water laten koken.

La agua ha estado tratada.

Het water werd gezuiverd.

Un pez fuera del agua.

Een vis op het droge.

¿Cómo es el agua aquí?

Hoe is het water hier?

Te ahogas en un vaso de agua.

Je bent aan het verzuipen in een glas water.

El agua del lago está fresca.

Het water in het meer is fris.

Mi mano está en agua caliente.

Mijn hand is in warm water.

Cerveza consiste en 90% de agua.

Bier bestaat voor 90% uit water.

El balde estaba lleno de agua.

De emmer was vol water.


Gerelateerd aan agua

regar - abrevar - aguar