Vertaling van arrancar
Inhoud:
Spaans
Nederlands
arrancar {ww.}
starten
arrancar, poner {ww.}
aanzetten
op gang brengen
aan de praat krijgen
op gang brengen
aan de praat krijgen
partir, salir, arrancar {ww.}
vertrekken
starten
starten
¿Cuándo estarás listo para salir?
Wanneer ben je klaar om te vertrekken?
Permiso por favor, tengo que salir.
Neem mij niet kwalijk, ik moet vertrekken.