Vertaling van beber

Inhoud:

Spaans
Nederlands
beber {ww.}
drinken
gebruiken 
¿Qué desea beber?
Wat wilt ge drinken?
¿Te gustaría beber algo?
Wil je iets drinken?


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¿Qué desea beber?

Wat wilt ge drinken?

¿Te gustaría beber algo?

Wil je iets drinken?

Solía beber cerveza.

Ik was gewend om bier te drinken.

Quiero algo para beber.

Ik wil iets om te drinken.

¿Quieres algo para beber?

Wil je iets te drinken?

No podemos beber leche.

We kunnen geen melk drinken.

Quiero beber algo frío.

Ik wil iets kouds drinken.

¿Te gustaría beber algo?

Wil je iets te drinken?

¿Quieres beber té o café?

Willen jullie thee of koffie?

¿Puedo ofrecerle algo de beber?

Kan ik u aanbieden iets te drinken?

Quiero algo frío para beber.

Ik wil iets kouds om te drinken.

Ahora quiero algo helado para beber.

Ik wil nu iets kouds drinken.

Dejé de fumar y de beber.

Ik ben gestopt met roken en drinken.

A los europeos les gusta beber vino.

Europeanen drinken graag wijn.

Yo planeo no beber nunca más.

Ik ben van plan nooit meer te drinken.