Vertaling van cabello

Inhoud:

Spaans
Nederlands
cabello [m] (el ~), pelo [m] (el ~) {zn.}
haar  [m]
Ella tiene el cabello corto.
Ze heeft kort haar.
Tiene el pelo seco.
Zij heeft droog haar.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Me gusta el cabello corto.

Kort haar vind ik leuk.

Chica, qué hermoso cabello tienes.

Meid, wat heb je toch prachtig haar.

Ella tiene el cabello corto.

Ze heeft kort haar.

Tengo que arreglar mi cabello.

Ik moet mijn haar opmaken.

¿Quieres que te peine el cabello?

Wilt ge dat ik u kam?

¿Él adora su cabello, su sonrisa, sus ojos? ¡Guau! ¡Miente condenadamente bien!

Hij houdt van haar haar, haar glimlach, haar ogen? Wow, hij kan verdomd goed liegen!


Gerelateerd aan cabello

pelo