Vertaling van calor

Inhoud:

Spaans
Nederlands
calor [m] (el ~) {zn.}
hitte 
smoorhitte
Estaba acostumbrado al calor.
Ik was gewend aan de hitte.
Estábamos sudando con el calor.
We zweetten van de hitte.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Tenemos calor.

We hebben het heet.

Estaba acostumbrado al calor.

Ik was gewend aan de hitte.

Hace mucho calor aquí.

Het is hier erg heet.

¡Qué hace calor hoy!

Wat is het warm vandaag!

Hace mucho calor.

Het is te heet.

Ayer hizo calor.

Het was heet gisteren.

Hoy hace mucho calor.

Het is erg warm vandaag.

Anoche hizo calor.

Het was warm gisternacht.

Ayer hizo calor.

Het was heet gisteren.

Hoy hace calor.

Het is heet vandaag.

Hace demasiado calor.

Het is te heet.

Estábamos sudando con el calor.

We zweetten van de hitte.

Tom se desmayó del calor.

Tom viel flauw van de hitte.

No hacía mucho calor anoche.

Het was niet erg heet gisterennacht.

¿Por qué hace tanto calor?

Waarom is het zo heet?