Vertaling van choque

Inhoud:

Spaans
Nederlands
choque [m] (el ~), colisión [v] (la ~) {zn.}
botsing  [v]
aanvaring  [v]
aanrijding  [v]
Oí un grito y luego un choque.
Ik hoorde een kreet en daarna een botsing.
choque [m] (el ~), golpe [m] (el ~) {zn.}
shock 
golpear, percutir, sorprender, chocar {ww.}
opvallen
kloppen 
slaan
klappen

yo choqué

ik viel op
» meer vervoegingen van opvallen

chocar, desagradar, escandalizar {ww.}
choqueren
kwetsen
aanstoot geven

yo choqué

ik choqueerde
» meer vervoegingen van choqueren



Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Oí un grito y luego un choque.

Ik hoorde een kreet en daarna een botsing.

Él afirmó que vio el choque.

Hij beweerde het ongeval gezien te hebben.

El único sobreviviente del choque fue una bebé.

De enige overlevende van de crash was een baby.


Gerelateerd aan choque

colisión - golpe - golpear - percutir - sorprender - chocar - desagradar - escandalizar