Vertaling van cita
Inhoud:
Spaans
Nederlands
Tengo una cita con el doctor.
Ik heb een afspraak met de dokter.
Hoy tengo una cita con el destino.
Ik heb vandaag een afspraak met het lot.
él/ella cita
hij/zij/het noemt
» meer vervoegingen van noemen
Voorbeelden in zinsverband
Spaans
Nederlands
Tengo una cita con el doctor.
Ik heb een afspraak met de dokter.
Hoy tengo una cita con el destino.
Ik heb vandaag een afspraak met het lot.
Tengo una cita con él a las seis.
Ik heb om zes uur een afspraakje met hem.
Hoy es el día de mi cita predestinada.
Vandaag is de dag van mijn voorbestemde afspraak.
Michael, este es el restaurante donde tu padre y yo tuvimos nuestra primera cita.
Michael, dit is het restaurant waar uw vader en ik onze eerste afspraak hadden.
Tom tiene una cita con el dentista a las 2:30.
Tom heeft om half drie een afspraak bij de tandarts.