Vertaling van computador

Inhoud:

Spaans
Nederlands
computador [m] (el ~), ordenador [m] (el ~) {zn.}
computer  [m]
Mi computador se quedó pegado.
Mijn computer is vastgelopen.
¿Tienes un computador en casa?
Heb je thuis een computer?


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Mi computador se quedó pegado.

Mijn computer is vastgelopen.

¿Tienes un computador en casa?

Heb je thuis een computer?

Un virus infectó el computador de Tom.

Een virus heeft Toms computer besmet.

La información está en un archivo en mi computador.

De informatie staat in een bestand op mijn computer.

Tom piensa que su computador está poseído por un espíritu maligno.

Tom denkt dat zijn computer bezeten is door een boze geest.


Gerelateerd aan computador

ordenador