Vertaling van concierto

Inhoud:

Spaans
Nederlands
concierto [m] (el ~) {zn.}
concert [o]
Su concierto fue genial.
Zijn concert was geweldig.
Su concierto estuvo muy bueno.
Zijn concert was zeer goed.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Su concierto fue genial.

Zijn concert was geweldig.

Su concierto estuvo muy bueno.

Zijn concert was zeer goed.

El concierto fue un éxito.

Het concert was een succes.

Fui a un concierto con Tom.

Ik ben naar een concert geweest met Tom.

Mejor hubiera ido al concierto anoche.

Gisteravond was ik liever naar het concert geweest.

¿Te compro una entrada para el concierto?

Zal ik een kaartje voor het concert voor je kopen?

Esa noche ella había ido al concierto.

Die avond was ze naar het concert geweest.

Es grosero conversar en medio de un concierto.

Het is onbeleefd tijdens een concert te praten.

Me sorprendió ver a tanta gente en el concierto.

Ik was verrast, zoveel mensen te zien op het concert.

¿Cuál fue el último concierto al que fuiste?

Wat was het laatste concert dat je bezocht hebt?

¿De verdad tienes billetes gratis para el concierto?

Heb je echt gratis kaarten voor het concert?

La gente vendería su alma por oír el concierto desde esos asientos.

Mensen zouden hun ziel verkopen om vanaf deze plaatsen naar het concert te luisteren.