Vertaling van corto
yo corto
él/ella cortó
ik scheur weg
hij/zij/het scheurde weg
» meer vervoegingen van wegscheuren
kappen
hakken
yo corto
él/ella cortó
ik houw
hij/zij/het hieuw
» meer vervoegingen van houwen
het hoofd afslaan
yo corto
él/ella cortó
ik onthoofd
hij/zij/het onthoofdde
» meer vervoegingen van onthoofden
doorsnijden
yo corto
él/ella cortó
ik doorsnijd
hij/zij/het doorsneed
» meer vervoegingen van doorsnijden
yo corto
él/ella cortó
ik knip
hij/zij/het knipte
» meer vervoegingen van knippen
yo corto
él/ella cortó
ik snijd
hij/zij/het sneed
» meer vervoegingen van snijden
Voorbeelden in zinsverband
Me gusta el cabello corto.
Kort haar vind ik leuk.
Ella tiene el cabello corto.
Ze heeft kort haar.
Él se dejó el pelo corto
Hij liet zijn haar kort knippen.
Tiene dos lápices. Uno es largo y el otro corto.
Hij heeft twee potloden. De ene is lang en de andere is kort.