Vertaling van cosecha
Inhoud:
Spaans
Nederlands
cosecha {zn.}
goed wijnjaar
wijnjaar
wijnjaar
cosechar, recolectar {ww.}
oogsten
él/ella cosecha
hij/zij/het oogst
» meer vervoegingen van oogsten
él/ella cosecha
hij/zij/het oogst
» meer vervoegingen van oogsten