Vertaling van dar
Voorbeelden in zinsverband
¿Puedo dar una mordida?
Kan ik een hapje?
Debes dar lo mejor.
Ge moet uw best doen.
¿Me puede dar dinero?
Kan jij mij wat geld geven?
¿Te apetece dar un paseo?
Wil je een korte wandeling maken?
Él come sin dar pausa.
Hij eet aan één stuk door.
Nadie pudo dar la respuesta correcta.
Niemand kon het juiste antwoord geven.
Te voy a dar este libro.
Ik zal jou dit boek geven.
¿Está listo para dar su orden?
Bent u nu klaar om te bestellen?
¿Qué te parece ir a dar un paseo al parque?
Wat vind je ervan om een wandeling te maken in het park?
¿Me puedes dar tu email?
Kan ik je emailadres krijgen?
Ya que lo voy a ver mañana, le puedo dar un mensaje si tú quieres.
Gezien ik hem morgen zal zien kan ik hem een boodschap doorgeven, als je dat wilt.
La fe es dar el primer paso, aún cuándo no ves la escalera entera.
Vertrouwen is het nemen van de eerste stap, zelfs als je niet de hele trap kunt zien.
No estoy seguro de a quién le debería dar este regalo: ¿a la niña o al niño?
Ik weet niet zeker aan wie ik dit cadeau moet geven: aan het meisje of aan de jongen?
Con una noche tan apaciguada y brillante como esta, siempre me dan ganas de dar un paseo a medianoche.
Met zo'n zachte, heldere nacht als vandaag, krijg ik altijd zin om om middernacht een ommetje te maken.
¿Es posible dar la fecha en que nació un idioma? Uno tendería a decir "¡Pero qué pregunta es esa!". Y sin embargo una fecha así existe: 26 de julio, el día del esperanto. En ese día en 1887 apareció en Varsovia un folleto de Ludwik Lejzer Zamenhof acerca de una "Lengua Internacional".
Kan men een datum aanduiden, waarop een taal begon te leven? Men is geneigd te antwoorden: "Wat een vraag!" . En toch bestaat er zulk een datum: 26 juli, Esperantodag. Op die dag in 1887 verscheen in Warschau een brochure van Ludwik Lejzer Zamenhof over de "Internationale Taal".