Vertaling van daño
Inhoud:
Spaans
Nederlands
La helada hizo mucho daño a los cultivos.
De vorst heeft veel schade aan de gewassen gedaan.
dañar, herir {ww.}
bezeren
yo daño
él/ella dañó
ik bezeer
hij/zij/het bezeerde
» meer vervoegingen van bezeren
herir, dañar, lastimar, lesionar {ww.}
pijn doen
pijn veroorzaken
bezeren
pijn veroorzaken
bezeren
yo daño
él/ella dañó
ik bezeer
hij/zij/het bezeerde
» meer vervoegingen van bezeren
Voorbeelden in zinsverband
Spaans
Nederlands
Tom sufre de daño cerebral.
Tom heeft een hersenbeschadiging.
No me hagas daño por favor.
Doe me alsjeblieft geen pijn.
La helada hizo mucho daño a los cultivos.
De vorst heeft veel schade aan de gewassen gedaan.
Te dije que era peligroso. La razón por la que te hiciste daño es porque no me escuchaste.
Ik heb je gezegd dat het gevaarlijk was. Je raakte gewond omdat je niet heb geluisterd.