Vertaling van doctor

Inhoud:

Spaans
Nederlands
doctor [m] (el ~), médico [m] (el ~) {zn.}
dokter [m]
arts  [m]
medicus [m]
geneesheer [m]
Gracias, doctor.
Dank u wel, dokter.
¡Llama al doctor!
Roep de dokter!
doctor [m] (el ~) {zn.}
doctor [m]


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Gracias, doctor.

Dank u wel, dokter.

¡Llama al doctor!

Roep de dokter!

Necesito a un doctor.

Ik heb een dokter nodig.

Él aparentaba ser doctor.

Hij deed alsof hij een dokter was.

Voy al doctor.

Ik ga naar de dokter.

Muchas gracias, doctor.

Heel erg bedankt, dokter.

Doctor, me duele mi estómago.

Dokter, ik heb buikpijn.

¿Hay un doctor a bordo?

Is er een arts aan boord?

¡Ve al doctor de inmediato!

Ga onmiddellijk naar de dokter!

¿Puedo hablar con mi doctor?

Kan ik mijn dokter spreken?

Un doctor examinó al señor Brown.

Een dokter onderzocht meneer Brown.

El doctor recetó medicina para el paciente.

De dokter schreef medicijnen voor voor de patiënt.

El doctor lo curó de su enfermedad.

De arts heeft zijn ziekte genezen.

El doctor me puso una inyección.

De dokter heeft mij een inspuiting gegeven.

El doctor me tomó el pulso.

De dokter nam mijn pols.


Gerelateerd aan doctor

médico