Vertaling van día

Inhoud:

Spaans
Nederlands
día [m] (el ~), 24 horas {zn.}
etmaal [o]
día [m] {bn.}
dag [m]


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¡Vaya día más caluroso!

Wat een warme dag!

Es un día lluvioso.

Het is een regendag.

Este día es domingo.

Deze dag is zondag.

Era casi medio día.

Het was bijna middag.

Hoy día podría llover.

Het regent misschien vandaag.

¿Sabes qué día es?

Weet je welke dag het is?

Nacimos el mismo día.

We zijn op dezelfde dag geboren.

¿Qué día es hoy?

Welke dag is het vandaag?

Gano 100 € al día.

Ik verdien €100 per dag.

¡Qué lindo día hace!

Wat een mooie dag!

Mis piernas se están mejorando día a día.

Mijn benen worden beter van dag tot dag.

Hamilton murió al día siguiente.

Hamilton stierf de volgende dag.

Llovió fuerte el día entero.

Het regende hard de hele dag door.

Da un paseo cada día.

Maak elke dag een wandeling.

Mañana es mi día libre.

Morgen is mijn vrije dag.


Gerelateerd aan día

24 horas