Vertaling van espía

Inhoud:

Spaans
Nederlands
espía {zn.}
spion
verspieder
pottekijker
bespieder [m]
El hombre fue arrestado como espía.
De man werd gearresteerd als spion.
acechar, espiar {ww.}
verspieden
bespioneren 
spioneren
bespieden 
spieden
beloeren

él/ella espía

hij/zij/het verspiedt
» meer vervoegingen van verspieden



Gerelateerd aan espía

acechar - espiar