Vertaling van falso
Inhoud:
Spaans
Nederlands
Voorbeelden in zinsverband
Spaans
Nederlands
¿Verdadero o falso?
Waar of niet waar?
Lo que dijo resultó ser falso.
Wat zij zei bleek niet waar te zijn.
Todo lo que ella dice es falso.
Al wat ze zegt is onwaar.
Los testigos podían haber refutado el testimonio falso del sospechoso.
De getuigen konden de valse verklaring van de verdachte weerleggen.
El rumor de su muerte resultó ser falso.
Het gerucht over haar dood bleek niet waar te zijn.