Vertaling van frío
Inhoud:
Spaans
Nederlands
Voorbeelden in zinsverband
Spaans
Nederlands
Tengo frío.
Ik heb het koud.
Está frío.
Het is koud.
Hace bastante frío.
Het is vrij koud.
Hoy no hace frío.
Het is niet koud vandaag.
¿No sentís frío?
Hebt ge het niet koud?
Quiero beber algo frío.
Ik wil iets kouds drinken.
Hace frío hoy.
Het is koud vandaag.
Él tiembla de frío.
Hij rilt door de kou.
Hace frío afuera.
Het is koud buiten.
Entra. Hace frío afuera.
Kom binnen. Het is koud buiten.
Hace frío hoy.
Vandaag is het koud.
Ayer hacía frío.
Het was gisteren koud.
No me importa el frío.
ik vind de koude niet erg.
Quiero algo frío para beber.
Ik wil iets kouds om te drinken.
Casi nos morimos de frío.
We zijn bijna doodgevroren.