Vertaling van gato

Inhoud:

Spaans
Nederlands
gato [m] (el ~) {zn.}
kat  [v]
poes  [v]
Ese gato es marrón.
Die kat is bruin.
Yo no tengo gato.
Ik heb geen kat.
gato, resaca {zn.}
kater 
Tom tiene resaca.
Tom heeft een kater.
gato [m] (el ~), cric {zn.}
krik [v]
vijzel  [v]
dommekracht [v]

Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Ese gato es marrón.

Die kat is bruin.

Yo no tengo gato.

Ik heb geen kat.

Ése es mi gato.

Dat is mijn kat.

No cojas el gato.

Pak die kat niet op.

Tenemos un gato blanco.

We hebben een witte kat.

El gato siguió maullando.

De kat bleef miauwen.

El gato es negro.

De kat is zwart.

Un gato tiene nueve vidas.

Een kat heeft negen levens.

El gato es muy chulo.

De kat is heel lief.

Ella tiene un gato blanco.

Ze heeft een witte kat.

El gato tiene dos orejas.

De kat heeft twee oren.

Él jugó con su gato.

Hij speelde met zijn kat.

Me gustaría tener un gato.

Ik zou graag een kat hebben.

Un gato tiene dos orejas.

Een kat heeft twee oren.

El perro fue corriendo tras el gato.

De hond zat achter de kat aan.


Gerelateerd aan gato

resaca - cric