Vertaling van hace ...
Inhoud:
Spaans
Nederlands
hace ... {vz.}
... geleden
... terug
... terug
él/ella hace
hij/zij/het doet
» meer vervoegingen van doen
¿Qué debo hacer?
Wat moet ik doen?
¿Qué quiere hacer?
Wat wil je doen?
Voorbeelden in zinsverband
Spaans
Nederlands
¿Qué hace?
Wat is hij aan het doen?
Hoy hace fresco.
Het is fris vandaag.
Hace frío afuera.
Het is koud buiten.
Hace mucho calor aquí.
Het is hier erg heet.
Hace buen tiempo.
Het is leuk.
Hoy hace bueno.
Het is mooi weer vandaag.
Entra. Hace frío afuera.
Kom binnen. Het is koud buiten.
¡Qué hace calor hoy!
Wat is het warm vandaag!
Hace frío hoy.
Vandaag is het koud.
Hace mucho calor.
Het is te heet.
¿Qué hace Ken?
Wat is Ken aan het doen?
Hoy hace mucho calor.
Het is erg warm vandaag.
Hoy hace calor.
Het is heet vandaag.
Hoy no hace viento.
Er staat geen wind vandaag.
Hace demasiado calor.
Het is te heet.