Vertaling van hacia

Inhoud:

Spaans
Nederlands
a, hacia {vz.}
aan 
bij 
naar 
tegen 
tot 
voor 
op 
hacer {ww.}
doen 
maken 
uitvoeren 
uitrichten
uitbrengen
bedrijven 
aanmaken 
¿Qué debo hacer?
Wat moet ik doen?
¿Qué quiere hacer?
Wat wil je doen?


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Hacia el sur.

Naar het zuiden.

Conduzcamos hacia el lago.

Laten we naar het meer rijden.

Él miró hacia otro lado.

Hij keek weg.

Llegué aquí hacia las cinco.

Ik kwam hier aan rond vijf uur.

Alzó la vista hacia él.

Ze keek naar hem op.

¿Podría indicarme el camino hacia el puerto?

Kunt u mij de weg naar de haven wijzen?

¿Podría indicarme el camino hacia el puerto?

Kunt u mij de weg naar de haven wijzen?

Napoleón dirigió a sus ejércitos hacia Rusia.

Napoleon heeft zijn leger naar Rusland geleid.

¿Es este el tren correcto hacia Tokio?

Is dit de juiste trein naar Tokio?

Si yo fuera un ave, volaría hacia ti.

Als ik een vogel was, zou ik naar jou toe vliegen.

¿De dónde parten los buses hacia el aeropuerto?

Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld?

—Bueno... —suspiró Dima, entonces se giró hacia la dependienta y le lanzó una mirada asesina— Supongo que ya no tengo elección...

"Nou..." zuchtte Dima, keerde zich vervolgens naar de verkoopster en wierp haar een moordzuchtige blik toe, "ik geloof dat ik nu geen keus heb..."


Gerelateerd aan hacia

a - hacer