Vertaling van haz

Inhoud:

Spaans
Nederlands
haz [m] (el ~), fajo [m] (el ~), manojo [m] (el ~) {zn.}
bundel  [m]
wis
bos  [m]
hacer {ww.}
doen 
maken 
uitvoeren 
uitrichten
uitbrengen
bedrijven 
aanmaken 
¿Qué debo hacer?
Wat moet ik doen?
¿Qué quiere hacer?
Wat wil je doen?


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¡Haz algo!

Doe iets!

Haz lo que quieras.

Doe wat je wilt.

Haz los deberes sola.

Maak je huiswerk zelf.

Haz ejercicio todos los días.

Sport elke dag.

Haz lo que te gusta.

Doe wat je wil.

Haz lo que tienes que hacer.

Doe wat ge moet doen.

Haz lo que él te diga.

Doe wat hij je zegt.

Mírale y haz lo que haga él.

Kijk naar hem en doe wat hij doet.

Allá donde fueres, haz lo que vieres.

Als u in Rome bent, doe dan zoals de Romeinen doen.

Aprecio todo lo que haz hecho por mí.

Ik waardeer alles wat je voor me hebt gedaan.

Haz lo que puedas con lo que tienes y lo que eres.

Doe wat je kunt, met wat je hebt en waar je bent.


Gerelateerd aan haz

fajo - manojo - hacer