Vertaling van hecho
yo he hecho
tú has hecho
él/ella ha hecho
ik heb gedaan
jij hebt gedaan
hij/zij/het heeft gedaan
» meer vervoegingen van doen
Voorbeelden in zinsverband
Dalo por hecho.
Zo gezegd, zo gedaan.
¿Has hecho los deberes?
Heb je je huiswerk gedaan?
¡Lo has hecho!
Het is je gelukt!
Dalo por hecho.
Zo gezegd, zo gedaan.
¿Qué ha hecho Jean?
Wat heeft Jean gemaakt?
Todo estaba hecho cenizas.
Alles is in de as gelegd.
¿Qué ha hecho hoy?
Wat heeft hij vandaag gedaan?
Lamento haberte hecho llorar.
Het spijt me dat ik je aan het huilen heb gemaakt.
Este hecho prueba su inocencia.
Dit feit bewijst haar onschuld.
Debe de haberlo hecho ayer.
Zij moet het gisteren gedaan hebben.
¿Qué habéis hecho esta semana?
Wat hebt ge gedaan deze week?
¿Sabe lo que has hecho?
Weet hij wat gij gedaan hebt?
¿Esto está hecho en Suiza?
Is dit in Zwitserland gemaakt?
Él se ha hecho rico.
Hij werd rijk.
Él no pudo haber hecho eso.
Dat kan hij niet gedaan hebben.