Vertaling van helado
él/ella ha helado
ellos/ellas han helado
él/ella había helado
hij/zij/het heeft gevroren
zij hebben gevroren
hij/zij/het had gevroren
» meer vervoegingen van vriezen
bevriezen
yo he helado
tú has helado
él/ella ha helado
ik ben bevroren
jij bent bevroren
hij/zij/het is bevroren
» meer vervoegingen van bevriezen
yo he helado
tú has helado
él/ella ha helado
ik ben bevroren
jij bent bevroren
hij/zij/het is bevroren
» meer vervoegingen van bevriezen
Voorbeelden in zinsverband
El café está helado.
De koffie is koud.
Ahora quiero algo helado para beber.
Ik wil nu iets kouds drinken.
Ella tiene un gusto por el helado.
Ze houdt van ijs.
No debes comer demasiado helado y espagueti.
Je mag niet te veel ijs en spaghetti eten.
¡Me encanta el helado de chocolate!
Ik hou van chocoladeijs!
El aire se sentía un poco helado.
De lucht voelde een beetje koud aan.