Vertaling van historia

Inhoud:

Spaans
Nederlands
historia [v] (la ~) {zn.}
verhaal
geschiedenis  [v]
historie [v]
¡Qué extraña historia!
Wat een raar verhaal!
Su historia fue interesante.
Zijn verhaal was interessant.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Cuéntame la historia.

Vertel me het verhaal.

¿Era cierta su historia?

Was haar verhaal waar?

Su historia suena extraña.

Zijn verhaal klinkt raar.

¡Qué extraña historia!

Wat een raar verhaal!

¿Existe la historia objetiva?

Bestaat objectieve geschiedenis?

Su historia fue interesante.

Zijn verhaal was interessant.

Es una historia real.

Het is een waargebeurd verhaal.

Su historia suena cierta.

Zijn verhaal klinkt correct.

Su historia es verdadera.

Zijn verhaal is waar.

Le contaré mi historia.

Ik zal jou mijn verhaal vertellen.

Él se inventó esa historia.

Hij verzon dat verhaal.

Ellos inventaron una historia inverosímil.

Ze verzonnen een onwaarschijnlijk verhaal.

¿Cuántos personajes tiene tu historia?

Hoeveel personages zijn er in je verhaal?

Su historia es extraña, pero es creíble.

Zijn verhaal is vreemd, maar geloofwaardig.

Él me contó una triste historia.

Hij vertelde mij een zielig verhaal.