fondo [m] (el ~), hondura {zn.} bodem [m]
ondergrond
grond [m]
achtergrond [m]
Queda un poco de vino en el fondo del vaso.
Er is nog wat wijn op de bodem van het glas.
Su anillo se cayó a un río y se hundió hasta el fondo.
Haar ring viel in een rivier en zonk naar de bodem.