Vertaling van junio

Inhoud:

Spaans
Nederlands
junio [m] (el ~) {zn.}
juni  [m]
zomermaand
Él volvió de Holanda en junio.
In juni is hij teruggekomen uit Nederland.
Ella espera un bebé para junio.
Ze verwacht een kind in juni.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Él volvió de Holanda en junio.

In juni is hij teruggekomen uit Nederland.

Ella espera un bebé para junio.

Ze verwacht een kind in juni.

¡Hoy es el 18 de junio y es el cumpleaños de Muiriel!

Vandaag is het 18 juni en het is de verjaardag van Muiriel!