Vertaling van lástima
Inhoud:
Spaans
Nederlands
deplorable, lástima {bn.}
betreurenswaardig
spijtig
jammerlijk
erg jammer
spijtig
jammerlijk
erg jammer
herir, dañar, lastimar, lesionar {ww.}
pijn doen
pijn veroorzaken
bezeren
pijn veroorzaken
bezeren
él/ella lastima
hij/zij/het bezeert
» meer vervoegingen van bezeren
Voorbeelden in zinsverband
Spaans
Nederlands
¡Qué lástima!
Wat jammer!
Nunca confundas lástima con amor.
Verwar medelijden nooit met liefde.
Es una lástima que no lo sepas.
Het is spijtig dat je dat niet weet.
Es una lástima que no puedas venir.
Het is een zonde dat je niet kan komen.
Es una lástima que yo no tenga que adelgazar.
Jammer dat ik niet hoef af te vallen.
Es una enorme lástima que tu esposa no pudiera venir.
Het is heel jammer dat je vrouw niet kon komen.