Vertaling van lava
Inhoud:
Spaans
Nederlands
lava {zn.}
lava
él/ella lava
hij/zij/het wast
» meer vervoegingen van wassen
Voy a lavar mi coche.
Ik ga mijn auto wassen.
Lavar, cortar y secar, por favor.
Knippen, wassen en drogen alstublieft.
él/ella lava
hij/zij/het wast
» meer vervoegingen van wassen
Ella quería lavar la ropa sucia.
Ze wou de vuile kleren wassen.
fregar, lavar {ww.}
afwassen
él/ella lava
hij/zij/het wast af
» meer vervoegingen van afwassen
Voorbeelden in zinsverband
Spaans
Nederlands
El padre se lava la cara.
De vader wast zijn gezicht.
Él lava la bici cada semana.
Hij wast de fiets elke week.