Vertaling van llama
él/ella llama
hij/zij/het noemt
» meer vervoegingen van noemen
él/ella llama
hij/zij/het roept
» meer vervoegingen van roepen
él/ella llama
hij/zij/het roept op
» meer vervoegingen van oproepen
él/ella llama
hij/zij/het belt
» meer vervoegingen van bellen
él/ella llama
hij/zij/het belt op
» meer vervoegingen van opbellen
Voorbeelden in zinsverband
¡Llama al doctor!
Roep de dokter!
¿Cómo se llama ese pájaro?
Hoe heet die vogel?
La gente le llama Yotchan.
Ze wordt Yotchan genoemd.
El perro se llama Ken.
De naam van de hond is Ken.
Su hijo se llama John.
De naam van hun zoon is John.
¿Cómo se llama este pájaro?
Hoe noem je deze vogel?
¿Cómo se llama este río?
Wat is de naam van deze rivier?
La gente le llama Dave.
Mensen noemen hem Dave.
Esta canción se llama "Only You".
Dit liedje heet "Only You".
¿Cómo se llama este pez en inglés?
Hoe heet deze vis in het Engels?
¿Cómo se llama este animal en japonés?
Hoe noem je dit dier in het Japans?
Ella es lo que se llama un genio.
Zij is wat men een genie noemt.
No te quedes ahí parado. ¡Llama a Seguridad!
Blijf daar niet zo staan, bel de beveiliging!
¿Cómo se llama este plato?
Hoe heet dit gerecht?
A la gente urbana le llama la atención la vida campestre.
Mensen in de steden zijn aangetrokken tot het plattelandsleven.