Vertaling van mandar

Inhoud:

Spaans
Nederlands
mandar, ordenar {ww.}
voorschrijven
verordenen
gelasten 
sommeren
bevelen
mandar, acaudillar {ww.}
het bevel voeren
bevelen
commanderen
aanvoeren


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Tengo que mandar a reparar mi bicicleta.

Ik moet mijn fiets laten repareren.

—¡Pero es cierto! —insistió Dima— ¡No me dejarán comprar el traje a no ser que les dé otros 99 kopeks! ¿No me puedes mandar algo de dinero?

"Maar het is waar!" drong Dima aan. "Ze laten me het pak niet kopen, tenzij ik ze nog 99 kopeke geef! Kun je me niet wat geld overmaken?"


Gerelateerd aan mandar

ordenar - acaudillar