Vertaling van mano

Inhoud:

Spaans
Nederlands
mano [v] (la ~) {zn.}
hand  [v]
Ellos iban de la mano.
Ze liepen hand in hand.
No sueltes mi mano.
Laat mijn hand niet los.
fluir, manar {ww.}
vloeien
stromen 
vlieten
lopen 

él/ella manó

hij/zij/het vloeide
» meer vervoegingen van vloeien



Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

No sueltes mi mano.

Laat mijn hand niet los.

Démonos la mano.

Laten we handen schudden.

Ellos iban de la mano.

Ze liepen hand in hand.

Mi mano está en agua caliente.

Mijn hand is in warm water.

Tom soltó la mano de Mary.

Tom liet de hand van Mary los.

Ellos se tomaron de la mano.

Ze hielden elkaars handen vast.

Él puso su mano sobre mi hombro.

Hij legde zijn hand op mijn schouder.

Ella tiene flores en su mano.

Ze heeft bloemen in haar hand.

Dijo que les echaría una mano.

Hij zei dat hij hen een handje zou helpen.

Tengo un libro en la mano.

Ik heb een boek in mijn hand.

Estás sujetando mi mano en esa foto.

Je houdt m'n hand vast op die foto.

La mano de Juan está limpia.

De hand van Jan is rein.

Ella soltó la mano del niño.

Ze liet de hand van de jongen los.

Nada me resulta tan tierno como una pareja vieja caminando por la calle mano en mano.

Niets lijkt me tederder dan een oud koppel dat hand in hand door de straat wandelt.

Conoce la zona como la palma de su mano.

Hij kent de streek op zijn duimpje.


Gerelateerd aan mano

fluir - manar