Vertaling van mentira

Inhoud:

Spaans
Nederlands
mentira [v] (la ~) {zn.}
leugen 
onwaarheid [v]
Él nunca ha dicho una mentira.
Hij heeft nog nooit een leugen verteld.
Dice una nueva mentira para cubrir las anteriores.
Hij vertelt een nieuwe leugen om de voorafgaande te verdoezelen.
mentir {ww.}
liegen

él/ella mentirá

hij/zij/het zal liegen
» meer vervoegingen van liegen

Él odiaba mentir.
Hij haatte liegen.
Decir la verdad es mucho más sencillo que mentir.
De waarheid zeggen is veel gemakkelijker dan liegen.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Él nunca ha dicho una mentira.

Hij heeft nog nooit een leugen verteld.

Dice una nueva mentira para cubrir las anteriores.

Hij vertelt een nieuwe leugen om de voorafgaande te verdoezelen.

Ella puede soltar la más atroz mentira sin pestañear los ojos.

Zij kan zonder blikken of blozen de meest schandalige leugen vertellen.

Él dijo que no había estado dentro de la habitación; eso es una mentira.

Hij zei dat hij de kamer niet binnen geweest was: dat is een leugen.


Gerelateerd aan mentira

mentir