Vertaling van mes

Inhoud:

Spaans
Nederlands
mes [m] (el ~) {zn.}
maand 
Nos mudaremos el próximo mes.
We verhuizen volgende maand.
Me mudé el mes pasado.
Ik verhuisde een maand geleden.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¿Cuántos libros lees al mes?

Hoeveel boeken leest ge per maand?

¿Cuántos libros lees al mes?

Hoeveel boeken lees je per maand?

Nos mudaremos el próximo mes.

We verhuizen volgende maand.

Me mudé el mes pasado.

Ik verhuisde een maand geleden.

Un mes es muy poco tiempo.

Een maand is te weinig tijd.

Diciembre es el último mes del año.

December is de laatste maand van het jaar.

El primer mes del año es enero.

De eerste maand van het jaar is januari.

Su hermano murió el mes pasado.

Zijn broer is afgelopen maand overleden.

Enero es el primer mes del año.

Januari is de eerste maand van het jaar.

Voy a tomar vacaciones el próximo mes.

Ik neem vakantie volgende maand.

Ella ha estado usando el mismo sombrero por un mes.

Ze draagt nu al een maand dezelfde hoed.

Él se corta el pelo una vez por mes.

Hij knipt zijn haar eens per maand.

Esa revista se publica dos veces al mes.

Het magazine komt twee keer per maand uit.

Ella almuerza con su padre una vez al mes.

Een keer per maand luncht zij met haar vader.

Mi dinero parece desaparecer para el final de mes.

Mijn geld schijnt aan het eind van de maand te verdwijnen.