Vertaling van muchacho

Inhoud:

Spaans
Nederlands
chico [m] (el ~), muchacho [m] (el ~) {zn.}
jongen  [m]
knul
knaap [m]
El muchacho escapó.
De jongen liep weg.
El muchacho es muy honesto.
De jongen is heel eerlijk.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

El muchacho escapó.

De jongen liep weg.

El muchacho es muy honesto.

De jongen is heel eerlijk.

Ese muchacho no mostró ningún temor.

Die jongen toonde geen angst.

Ése es el muchacho que vi ayer.

Dat is het jongetje, dat ik gisteren heb gezien.

Este es el muchacho que encontró tu reloj.

Dit is de jongen die je horloge heeft gevonden.

El muchacho lavando el coche es mi hermano.

De jongen die de auto aan het wassen is is mijn broer.

"Soy demasiado grande para jugar con bichos," dijo el muchacho.

Ik ben te oud om nog met insecten te spelen zei de jongen.

Ésta es la ventana que rompió el muchacho.

Dit is het raam dat kapot gemaakt werd door de jongen.


Gerelateerd aan muchacho

chico