Vertaling van negro
neger
Voorbeelden in zinsverband
El gato es negro.
De kat is zwart.
Es un agujero negro.
Het is een zwart gat.
Prefiero el negro.
Ik geef de voorkeur aan de zwarte.
El negro te sienta bien.
Zwart staat je goed.
Le gusta el café negro.
Hij heeft zijn koffie graag zwart.
Ella estaba vestida entera de negro.
Zij was helemaal in het zwart gekleed.
Ella siempre se viste de negro.
Zij kleedt zich altijd in het zwart.
Tom conduce un coche negro, ¿no?
Tom rijdt in een zwarte auto, toch?
Tenemos dos gatos; uno es blanco y el otro negro.
We hebben twee katten; de ene is wit en de andere zwart.
A menudo asociamos el negro con la muerte.
We associëren zwart vaak met de dood.
El cuervo es tan negro como el carbón.
Een raaf is zwart als kool.
Tengo un perro. Es negro y su nombre es Tiki.
Ik heb een hond. Hij is zwart en zijn naam is Tiki.
Tengo un gato y un perro. El gato es negro y el perro es blanco.
Ik heb een kat en een hond. De kat is zwart, en de hond wit.
Mirando a través del escaparate, los ojos de Dima se abrieron de golpe al fijarse en un maravilloso traje negro, y se abrieron todavía más al ver los 3.000.000,99 BYR que costaba en la etiqueta
Hij keek door het etalagevenster en zijn ogen werden groot toen ze op een prachtig zwart pak vielen, en zijn ogen werden nog groter toen hij het prijskaartje van 3.000.000,99 BYR opmerkte.