Vertaling van nombre

Inhoud:

Spaans
Nederlands
nombre [m] (el ~), denominación [v] (la ~) {zn.}
naam
naamwoord
benaming  [v]
¿Cuál es tu nombre?
Wat is je naam?
Mi nombre es Yamada.
Mijn naam is Yamada.
llamar, nombrar {ww.}
noemen 
uitmaken voor
benoemen 
heten

yo nombré

ik noemde
» meer vervoegingen van noemen

Me puedes llamar sencillamente Taro.
Je kan me gewoon Taro noemen.
nombrar {ww.}
benoemen 
aanstellen

yo nombré

ik benoemde
» meer vervoegingen van benoemen

nombrar {ww.}
benoemen 

yo nombré

ik benoemde
» meer vervoegingen van benoemen



Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Deletrearon mal su nombre.

Haar naam was verkeerd gespeld.

¿Cuál es tu nombre?

Wat is je naam?

Mi nombre es Yamada.

Mijn naam is Yamada.

Mi nombre es Farshad.

Mijn naam is Farshad.

¿Cuál es tu nombre?

Wat is je naam?

¿Recuerdas su nombre?

Kun je je zijn naam herinneren?

¿Puedo preguntarle su nombre?

Mag ik vragen hoe u heet?

Mi nombre es Hopkins.

Mijn naam is Hopkins.

No recuerdo tu nombre.

Ik herinner me je naam niet.

¿No conoces su nombre?

Weet je niet hoe hij heet?

Anota tu nombre aquí.

Schrijf je naam hier op.

Mi nombre es Ivan.

Ik heet Ivan.

Sé cuál es tu nombre.

Ik weet wat jouw naam is.

Natasha es un nombre ruso.

Natasja is een Russische naam.

Yoko es un nombre japonés.

Yoko is een Japanse naam.


Gerelateerd aan nombre

denominación - llamar - nombrar