Vertaling van novia

Inhoud:

Spaans
Nederlands
novia [v] (la ~), querida {zn.}
zoetelief
geliefde
liefje [o]
lief
beminde  [m]
novia [v] (la ~), desposada {zn.}
bruid  [v]
jonggehuwde
Ella está vestida de novia.
Ze is gekleed als een bruid.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Ella es mi novia.

Ze is mijn vriendin.

¿Tom tiene novia?

Heeft Tom een vriendin?

Ella está vestida de novia.

Ze is gekleed als een bruid.

Soy feliz con mi novia.

Ik ben gelukkig met mijn vriendin.

No me gusta tu novia.

Ik mag je vriendin niet.

Isabela fue mi primera novia.

Isabela was mijn eerste vriendin.

Desearía tener una novia hermosa.

Ik wou dat ik een mooie vriendin had.

A mi novia también le encanta beber.

Mijn vriendin houdt er ook van om te drinken.

Estoy comenzando a extrañar a mi novia.

Ik begin mijn vriendin te missen.

Jim está loco por su novia.

Jim is smoorverliefd op zijn vriendin.

Mis padres conocen a mi novia.

Mijn ouders kennen mijn vriendin.

La nueva novia de Tom es una vegetariana.

Toms nieuwe vriendin is vegetarisch.

La nueva novia de Tom es bastante atractiva.

Tom's nieuwe vriendin is best aantrekkelijk.

¿Cómo puedes estar seguro de que tu novia no finge los orgasmos?

Hoe kan je er zeker van zijn dat je vriendin geen orgasme veinst?


Gerelateerd aan novia

querida - desposada