Vertaling van novio

Inhoud:

Spaans
Nederlands
novio [m] (el ~), desposado {zn.}
jonggehuwde
bruidegom  [m]
prometido [m] (el ~), novio [m] (el ~) {zn.}
verloofde
galant [m]
bruidegom  [m]
Su novio le dio un anillo muy grande.
Haar verloofde gaf haar een heel grote ring.
querido, novio [m] (el ~) {zn.}
liefste
lief
geliefde
beminde  [m]
No mientas, querido.
Niet liegen liefste.
Él perdió a su hijo más querido.
Hij verloor zijn meest geliefde zoon.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Quisiera ser tu novio.

Ik zou je vriendje willen zijn.

No, no es mi nuevo novio.

Nee, dit is niet mijn nieuwe vriendje.

Ella y su novio viven juntos.

Zij en haar vriend wonen samen.

Desafortunadamente ella ya tiene un novio estable.

Jammer genoeg heeft ze al een vaste vriend.

Parece que Jane tiene un nuevo novio.

Jane heeft schijnbaar een nieuwe vriend.

Su novio le dio un anillo muy grande.

Haar verloofde gaf haar een heel grote ring.

Algo en su cara me recordaba verdaderamente a un viejo novio mío.

Iets in zijn gezicht herinnerde mij aan een oude vriend van mij.


Gerelateerd aan novio

desposado - prometido - querido