Vertaling van objeto

Inhoud:

Spaans
Nederlands
objeto [m] (el ~) {zn.}
ding  [o]
voorwerp 
onderwerp
object
mikpunt
Él primer objeto que él compró fue un reloj despertador.
Het eerste ding dat hij kocht was een wekker.
cosa [v] (la ~), objeto [m] (el ~) {zn.}
ding  [o]
voorwerp 
Solo tienes que prometerme una cosa.
Je moet me alleen één ding beloven.
¡Ahora sólo hay una cosa que podamos hacer!
Er is slechts één ding dat we kunnen doen nu!
discutir, objetar, contradecir {ww.}
tegenspreken 
bestrijden 
betwisten 
aanvechten

yo objeto
él/ella objetó

ik spreek tegen
hij/zij/het sprak tegen
» meer vervoegingen van tegenspreken



Gerelateerd aan objeto

cosa - discutir - objetar - contradecir