Vertaling van ocurrir
Inhoud:
Spaans
Nederlands
acontecer, realizarse, tener lugar, ocurrir {ww.}
gebeuren
vóórkomen
voorvallen
voorkomen
geschieden
aan de hand zijn
vóórkomen
voorvallen
voorkomen
geschieden
aan de hand zijn
Un terremoto puede ocurrir en cualquier momento.
Een aardbeving kan elk moment gebeuren.
Voorbeelden in zinsverband
Spaans
Nederlands
Acaba de ocurrir un accidente.
Een ongeval deed zich juist voor.
Los terremotos pueden ocurrir en cualquier momento.
Aardbevingen kunnen zich op elk moment voordoen.
Un terremoto puede ocurrir en cualquier momento.
Een aardbeving kan elk moment gebeuren.