Vertaling van para

Inhoud:

Spaans
Nederlands
para, a fin de, por {vz.}
voor 
ten behoeve van
parir, dar a luz {ww.}
bevallen 
parir {ww.}
kalven
dar a luz, parir, engendrar {ww.}
voortbrengen
teweegbrengen
bevallen 
het leven schenken
baren 
parar, detenerse {ww.}
stoppen 
stilstaan
stilhouden
halt houden
blijven staan
afslaan

él/ella para

hij/zij/het stopt
» meer vervoegingen van stoppen

No podía parar de reír.
Ik kon niet stoppen met lachen.
parar {ww.}
stopzetten
buiten werking stellen
stilzetten
afzetten 

él/ella para

hij/zij/het zet stop
» meer vervoegingen van stopzetten

parar {ww.}
stoppen 
stuiten
stilzetten
stilleggen
keren
aanhouden 

él/ella para

hij/zij/het stopt
» meer vervoegingen van stoppen



Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

"¿Para cuántas personas?" "Para tres."

"Voor hoeveel personen?" "Voor drie."

¿Para servir o para llevar?

Is het om hier te eten, of om mee te nemen?

Uno para todos y todos para uno.

Eén voor allen, allen voor één.

Necesito lentes para leer.

Ik heb een bril nodig om te lezen.

Todo fue para nada.

Het is allemaal voor niets geweest.

Hicimos tortitas para desayunar.

Wij maakten pannenkoeken voor het ontbijt.

Usamos palabras para comunicarnos.

Wij gebruiken woorden om te communiceren.

Prepárate para el futuro.

Maak je klaar voor de toekomst.

Significáis mucho para mí.

Je betekent veel voor me.

Salgo para París mañana.

Ik vertrek naar Parijs morgen.

Quiero algo para comer.

Ik wil iets om te eten.

Vivieron felices para siempre.

Ze leefden nog lang en gelukkig.

Para gustos hay colores.

Over smaak valt niet te twisten.

¿Para dónde vas?

Waar gaat ge naartoe?

Quiero algo para beber.

Ik wil iets om te drinken.


Gerelateerd aan para

a fin de - por - parir - dar a luz - engendrar - parar - detenerse